In Memoriam III

Stormachtig, zo kon je de opkomst van Allard Budding, eind jaren tachtig, wel noemen. Direct na de werkperiode bij Ateliers ’63 in Haarlem (1988) was zijn werk te bewonderen bij Galerie Van Krimpen in Amsterdam, op de Kunst-RAI, Arco Madrid, het Haags Gemeentemuseum, in het Koninklijk Paleis op de Dam bij de Koninklijke Subsidie (op het internet zwerft nog steeds de bekende foto waarop de jonge Allard Budding, gehuld in een T-shirt met daarop een print van de verse koningin Beatrix, naast hare majesteit staat, beiden spontaan lachend).

Na zijn verhuizing naar Rotterdam werd hij direct opgenomen in de destijds actieve Stadscollectie van Museum Boijmans Van Beuningen en ik werkte met hem samen in de serie tentoonstellingen van (veelal jonge) Rotterdamse kunstenaars die bij CBK Rotterdam aan de Nieuwe Binnenweg werden georganiseerd. Allard Budding was in september 1991 de 43e kunstenaar in de reeks. Dat was een prachtige ouderwetse tentoonstelling, met enkele forse schilderijen ruim gehangen op spierwitte wanden. Zo kwam zijn werk mooi tot z’n recht: schematisch weergegeven structuren, plattegronden en tekens die verwijzen naar standaardisatie, gelijktijdig echter gerelativeerd door een ‘onberekenbare’ schildershand. Bij de tentoonstelling verscheen de publicatie Groeten uit Allard, een intrigerend beeldverhaal dat alle ingrediënten van zijn poëtica bevat en ook later in zijn loopbaan actueel zou blijven.

Wat mij ook nog heel goed bijstaat, is het werk dat Allard Budding maakte in 1991 in De Pelmolen te Vlaardingen (een pakhuis waar voordien peulvruchten werden opgeslagen). Een initiatief van de kunstenaars Herman Lamers en Geert van de Camp, dat door mij werd opgenomen in de kunstmanifestatie Beeld ’91.Allard schilderde zijn ruimte om tot een driedimensionaal schilderij. Eerst schilderde hij wanden, vloer en plafond wit, de gaten in de vloer (waar vroeger transportslangen van de ene verdieping naar de andere liepen) omrandde hij zwart en daarna werden in primaire kleuren abstracte patronen aangebracht. Dat was werkelijk een prachtig werk.

Toen ik dit jaar twee kleine tentoonstellingen van hem zag (de eerste in The Back Room van Gallery ArtAttack aan de Voorhaven in Delfshaven en daarna in de zomer in het Goethe Institut) moest ik ook heel sterk denken aan die ervaring in De Pelmolen, dezelfde kracht van toen was intrinsiek nog steeds in z’n werk aanwezig. In The Back Room zei ik tegen hem dat ik me kon voorstellen dat hij één zo’n schilderijtje oneindig zou kunnen uitklappen door de hele ruimte. Hij grinnikte op de zijn bekende wijze.

Allard, we gaan je missen.

Ove Lucas